12 sep 2019 | Verhaal

Cohortstudies: wat bepaalt depressie en angst?

Cohortstudies volgen een speciaal geselecteerde groep mensen gedurende langere tijd. Welke zijn er zoal bij Amsterdam UMC? Ruim 200 wetenschappers en medewerkers zijn betrokken bij de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA). Zij hebben vele vragen over het beloop van deze stoornissen en de maatschappelijke gevolgen ervan.

Het cohort leverde al honderden publicaties op over de psychosociale, biologische en genetische risicofactoren van depressie en angststoornissen. Bij al deze onderzoeken zijn diverse disciplines en onderzoeksgroepen betrokken, waaronder psychiatrie, huisartsgeneeskunde, psychologie, neurowetenschappen, endocrinologie en genetica. De NESDA is een nationale studie waarbij niet alleen Amsterdam UMC is betrokken, maar ook het UMC Leiden en UMC Groningen, samen met verschillende GGZ-instellingen in deze regio’s.

“Er is niet slechts één specifieke onderzoeksvraag, maar wel een algemene insteek”, zegt hoogleraar Psychiatrische epidemiologie en penvoerder van NESDA, Brenda Penninx. “We zoeken naar antwoorden die te maken hebben met de vraag wat het natuurlijke beloop is van depressie en angst en wat het beloop bepaalt.”

Levensfases

Bij de start in 2004 bestond het cohort uit mensen tussen de 18 en 65 jaar met en zonder depressie- of angstklachten. Begin dit jaar was de zevende meting. Er doen nog ongeveer 2.350 mensen mee aan het onderzoek: 2.000 oorspronkelijke deelnemers, inmiddels aangevuld met hun broers en zussen. In 2014 begonnen enkele nieuwe deelstudies: een familiestudie (met de broers en zussen van deelnemers), een onderzoek naar dagelijkse schommelingen in stemming met behulp van smartphones, en een uitbreiding op de hersenscans die al gemaakt werden.

Dit alles zorgt voor een enorme hoeveelheid informatie. “Het mooie van dit cohort is dat we een goede variatie aan deelnemers hebben. Er zijn mensen met en zonder klachten, jonge mensen en oude mensen. We doen bijvoorbeeld onderzoek naar depressie in bepaalde levensfases. Denk aan mensen die stoppen met werken; een gebeurtenis die een depressie kan uitlokken. Doordat we over een lange periode onderzoek doen, kunnen we de situatie voor, tijdens en na een gebeurtenis in kaart brengen.”

Genetische basis verder ontrafeld

Wat het belangrijkste wapenfeit is, kan Penninx moeilijk aangeven, omdat het kiezen is uit velen. Een paar interessante bevindingen: “We zien de duidelijk negatieve impact van depressie en angst op de algemene gezondheid en veroudering over een langere termijn. Vaak zijn de klachten chronisch, dat is eerder een regel dan uitzondering. Ten tweede hebben we mede de genetische basis van depressie en angst verder ontrafeld. We vinden steeds meer aanwijzingen dat de genen die je kwetsbaar maken voor depressie en angst gedeeltelijk overlappen met de genen die de kans vergroten op andere aandoeningen als obesitas (zwaarlijvigheid, red.). En ten derde: het ziektebeeld is heel divers. Mensen kunnen hetzelfde stempel krijgen, maar met uiteenlopende symptomen en onderliggende pathofysiologie.”

Aandacht

Net bij andere cohorten van Amsterdam UMC doen de onderzoekers van NESDA er alles aan om deelnemers te behouden voor hun studie. Na 13 jaar is ongeveer 30 procent van de mensen uit de begingroep afgehaakt. Sommigen wilden niet meer meedoen, anderen zijn overleden.

Wat gebeurt er om de deelnemers binnen het cohort te houden? “Er is tussen onderzoekers en deelnemers diepgaand contact. Je hebt elkaar in die 13 jaar een paar keer gezien en intensief gesproken. Ook sturen we nieuwsbrieven waarin we bijvoorbeeld informatie delen over het onderzoek.”

Mensen die niet meer willen meedoen worden benaderd met de vraag of ze dan wel telefonisch mee willen doen, of dat ze bezocht willen worden door een onderzoeker. “We proberen zo veel mogelijk informatie te genereren. Vaak zijn mensen blij met de aandacht die ze krijgen. Ze vinden het fijn dat er iemand is die de tijd voor ze neemt en op vele manieren stilstaat met wat wel of niet goed loopt in het leven.”

Veerkrachtig

Binnenkort zullen de onderzoekers een nieuwe groep toevoegen aan het cohort: kinderen van patiënten. Hiervoor is onlangs bij ZonMW een subsidie-aanvraag gehonoreerd. “We willen kijken naar de psychopathologie bij kinderen van patiënten. Het is bekend dat sommige kinderen ook depressie- of angstklachten ontwikkelen. Wat maakt het dat de een kwetsbaar is en de ander veerkrachtig?”

Vooralsnog is er gedurende vijf jaar financiering voor het project, maar er is een stille hoop dat het cohort wat langer in stand gehouden kan worden. “De waarde van cohortonderzoek neemt vooral toe met de tijd.”

Lees meer over onze andere cohortstudies naar honderdplussers zonder dementie, hiv en veroudering en de gezondheid en ontwikkeling van in Amsterdam geboren kinderen.

Tekst: Ingrid Lutke Schipholt
Foto: Shutterstock