Milde ironie en een licht dramatische toets typeren het werk van de uit IJsland afkomstige Sigurdur Gudmundsson. Met zijn fotowerken illustreert Gudmundsson in de jaren zeventig hoe verfrissend een vreemde eend in de bijt kan zijn. Het zijn herinneringen aan unieke solo-performances, waarin de kunstenaar zijn lichaam op bijna sculpturale wijze gebruikt. Willekeurige objecten voegt hij daarbij samen tot zorgvuldig opgebouwde voorstellingen, die door hun betekenisloosheid openstaan voor uiteenlopende interpretaties.
Begin jaren tachtig, juist als het beeldhouwen vanwege het oprukkende Minimalisme ten dode opgeschreven lijkt, maakt Gudmundsson de overstap naar de beeldhouwkunst. Doordat zijn werk een conceptuele invalshoek verenigt met een lichte, vaak humoristische toets, ontwikkelt hij zich al snel tot een publieksfavoriet op beeldententoonstellingen in onder meer het Kröller-Müller Museum en het park Sonsbeek.
Zijn Stella Maris, bij de bouw van het AMC verworven dankzij de zogenoemde éénprocentsregeling, laat een ongebruikelijke opeenstapeling zien. Een robuust betonnen blok dient hier als sokkel voor een papieren bootje, van het type dat ouders al generaties lang voor hun kinderen vouwen. De kunstenaar drukt er de kwetsbaarheid van de jongensdroom mee uit, symbolisch beschermd door een glazen kooi.