Pieter Holstein studeerde beeldhouwkunst en architectuur aan de Cooper Union Art School in New York. Na de jaren vijftig volgt hij verschillende kunstopleidingen in Parijs en Florence. Als hij zich rond 1965 in het Groningse Finsterwolde heeft gevestigd, vervaardigt hij zijn eerste etsen. Werken in de sfeer van de Hollandse Pop Art zijn het. Hij zal er een levenslange sympathie aan overhouden voor beelden uit de massamedia, in het bijzonder voor stripverhalen en cartoons.
Op het eerste gezicht zijn Holsteins tekeningen en etsen niet moeilijk te begrijpen. Door de elementaire tekentrant en frisse kleuren doen ze denken aan prenten uit kinderboeken. ‘Ik zie mezelf als een amateur,’ vertrouwde hij ooit een interviewer toe. ‘Dat ik voor een min of meer cartoonachtige techniek heb gekozen, komt toch mede door die lullige tekenstijl.’
Het bedrieglijke zit hem in de kleine, schijnbaar achteloos toegevoegde tekstregeltjes. Onder een scène met twaalf identieke stoelen waarvan er eentje is omgevallen, krabbelt Holstein de vraag ‘Blijft een stoel die omvalt een stoel?’ Met zulke aan auteurs als K. Schippers en Bernlef herinnerende notities, die de relatie tussen taal en werkelijkheid raken, komen veel van zijn afbeeldingen in een ander daglicht te staan. Andere worden er vooral raadselachtiger van, maar aan uitleg heeft Holstein een broertje dood. ‘Het roept iets op of het roept niets op’, vindt hij. En daar moet de toeschouwer het mee doen.