Het werk van Pieter de Haard, doordrongen van meetkundige figuren die gebaseerd zijn op eeuwenoude maatsystemen, kan gelden als een schoolvoorbeeld van geometrische abstractie. De Haards favoriete maatsysteem is de gulden snede. Hierbij wordt een lijn zodanig in tweeën verdeeld dat het kortste stuk gelijk is aan tweemaal het langste stuk. De verhoudingen die daaruit voortvloeien, ogen altijd harmonieus. Vandaar dat de gulden snede al eeuwenlang geliefd is bij de meest uiteenlopende architecten en schilders.
Ook De Haards figuratieve werk van voor 1940 is gebaseerd op wiskundige maatsystemen. In die periode verdiept hij zich in de kunstenaars van De Stijl uit de jaren twintig. Het is vooral het werk van Theo van Doesburg dat hem inspireert. Tijdens de oorlog begint hij aan een reeks geometrisch-abstracte schilderijen, om na de bevrijding in deze stijl verder te gaan, zoals Triptiek laat zien. In de vorm van een driehoek is de gulden snede op Triptiek herhaaldelijk terug te vinden. De Haard beschouwt de legendarische norm in deze jaren als een symbolische weergave van de manier waarop de kosmos is geordend.