Twee jaar nadat hij de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam had afgerond, maakte Piet Dieleman dit schilderij. Zoals alle werken uit zijn begintijd bergt het zowel abstracte als figuratieve kenmerken in zich. De bomen zijn nog als bomen herkenbaar, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Het doek maakt een verstilde, naar binnen gekeerde indruk. Diepblauw, nachtelijk zwart en donkerbruin zijn de kleuren waar Dielemans voorkeur in deze periode naar uitgaat. Toch ogen zijn werken niet donker: de schilder is traditioneel genoeg om graag en veel met licht te spelen.
Eind jaren tachtig beginnen er fellere kleuren op te duiken. Dan vervaardigt hij bijvoorbeeld een reeks vierkante, gipsen blokken met gaten erin, die hij uitbundige tinten geeft. In een later stadium ‘vertaalt’ hij de beelden naar het platte doek, waarbij de gaten wit worden en de kleuren effen.
Naast schilder is Dieleman altijd fotograaf gebleven. Niet voor niets liet hij zijn opleiding in de Beeldende Kunsten voorafgaan door een opleiding fotografie. In zijn fotowerk is het thema licht minstens zo belangrijk als in zijn schilderijen. Hij slaagt erin voorbeeldig vast te leggen hoe het licht een boomstam kleurt, hoe het door kieren naar binnen valt. Door de speciale manier waarop hij zijn foto’s afdrukt, krijgen ze een nog schilderachtiger karakter.