Voor Gerrit Benner begint het schilderen als een hobby. In Leeuwarden drijft hij een winkel in galanterieën; andere bezigheden blijven noodgedwongen beperkt tot zijn vrije tijd. Pas enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog, als hij al vijftig jaar oud is, gaat hij zich volledig op de schilderkunst richten. Voor het eerst wordt zijn werk nu ook geëxposeerd. Nationale en internationale erkenning volgen al snel en eind jaren vijftig is hij een gerespecteerd kunstenaar.
Desondanks werkt hij in betrekkelijke afzondering. Benner heeft belangstelling voor het expressionisme; met de Cobraschilders Karel Appel en Corneille raakt hij bevriend. Maar als kunstenaar blijft hij een einzelgänger, die weigert zich bij enigerlei stroming aan te sluiten.
De natuurlijke omgeving is al die jaren zijn voornaamste thema. Hij schildert landschappen, weilanden en duinen, koeien en paarden, tuinen en dorpen. Met simpele, pure kleuren en brede, rechte penseelstreken vereenvoudigt hij de vormen van beesten en landschappen, zonder ze ooit volledig te abstraheren.