Gerco de Ruijter fotografeert het Nederlandse landschap via een unieke, zelf ontwikkelde methode. Hij bevestigt zijn camera aan een vlieger die zo'n veertig meter de lucht in gaat. Met behulp van een radiografisch bestuurbare ontsluiter maakt hij al zijn opnamen vanaf de grond.
Het idee voor die methode dateert al van zijn studietijd. Op de kunstacademie wilde De Ruijter schilderijen maken die steunden op realistische elementen, zonder direct herkenbare beelden te presenteren. Aanvankelijk gebruikt hij zijn luchtopnamen als uitgangspunt voor schilderijen. Maar gaandeweg raakt hij zo in de ban van de onverwachte beelden die zijn vliegercamera hem voorschotelt, dat hij zich volledig op de fotografie gaat toeleggen.
Alledaagse landschappen, vooral in de omgeving van Rotterdam, hebben De Ruijters voorkeur. Op zijn loodrecht van boven genomen foto’s worden polders, bossen en weilanden getransformeerd tot semi-abstracte composities. Het vervreemdende effect neemt nog toe doordat mogelijke oriëntatiepunten, zoals huizen, kerken en de horizon, zorgvuldig buiten beeld zijn gehouden.