Pieter de Roos is fysiotherapeut. Hij studeerde af in februari 2010.
Wat heeft u aan de studie gehad?
‘Ik werk nog steeds als fysiotherapeut, maar mijn werk heeft veel meer inhoud gekregen en er zijn allerlei dingen bijgekomen. Die nieuwe werkzaamheden had ik niet kunnen doen als ik niet voor deze studie had gekozen. Zo schrijf ik artikelen voor landelijke vakbladen, ben ik lid geworden van de landelijke COPD-expertgroep, het terrein van mijn onderzoek, ben ik docent COPD voor een fysiotherapienetwerk en maak ik fysiotherapeutische modules voor onderwijsdoeleinden. En ik ben nog bezig met het onderzoek dat ik ben gestart voor mijn afstudeerscriptie.’
Hoe dat zo?
‘Ik ben begonnen met een onderzoek naar een kleine groep patiënten met de longziekte COPD. Daar ben ik op afgestudeerd. Daarna heb ik de onderzoeksgroep verder uitgebreid. Ik onderzoek of oefentherapie leidt tot meer dagelijkse lichamelijke activiteit na de behandeling. Dat is een belangrijke onderzoeksvraag omdat als je voldoende lichaamsbeweging hebt je minder kans hebt op gezondheidsproblemen. De therapie dient daarom te leiden tot een gedragsverandering.’
Waarom bent u de studie gaan doen?
‘Er valt altijd wat te leren in het vak van fysiotherapie, maar ik ontwikkelde een soort automatisme. Ik ben 44 en in deze levensfase was ik toe aan een nieuwe uitdaging.’
Wat heeft de studie u verder gebracht?
‘Ik ben concreter en kritischer gaan denken. Ik zie nu meer structuren en ik kan beter uitsplitsen waar het nou eigenlijk om gaat. Ik heb echt een wetenschappelijke ontwikkeling doorgemaakt. Ook als fysiotherapeut ben ik systematischer gaan werken. Ik kan patiënten nu een kansberekening voorhouden. Bijvoorbeeld: de kans is zo groot dat deze therapie werkt en dat uw klachten zullen afnemen. Ook gebruik ik richtlijnen beter omdat ik begrijp hoe goed daar over is nagedacht en hoeveel systematiek erachter zit. Tenslotte zoek ik vaker naar evidence. Als er een patiënt met een tenniselleboogklacht langskomt, bekijk ik of daar al onderzoek naar is gedaan en vertaal ik dit naar therapie. Tenslotte merk ik dat ik met veel meer zelfvertrouwen in mijn vak sta, waardoor ik een betere gesprekspartner voor artsen ben.’