Hester Vermeulen heeft in 2002 de Master Evidence Based Practice afgerond. Zij is daarna gepromoveerd op het proefschrift ‘Evidence Based Improvements in Postoperative Care’. Inmiddels is ze hoogleraar Verplegingswetenschap aan het Radboud UMC.
Wat houdt je werk precies in?
'Ik zorg ervoor dat het gedachtegoed van Evidence Based Practice steeds verder wordt geïmplementeerd op alle verpleegafdelingen in het AMC. Niet iedere verpleegkundige heeft deze kennis tijdens de opleiding of studie meegekregen. Ik bedenk allerlei plannen om te zorgen dat iedereen Evidence Based Practice omarmt en ook op dezelfde manier leert werken, denken en beargumenteren. Eén van die plannen is het bespreken van Evidence Based Practice onderwerpen tijdens hoofdenvergaderingen en het oprichten van een JournalClub waarin wetenschappelijke onderzoeken worden besproken.'
Leuk?
'Ik wil ervoor zorgen dat mensen uit hun oude denkpatronen stappen en richting Evidence Based Practice gaan denken. Dat gaat steeds beter. Vroeger voelde ik mij weleens een roepende in de woestijn, nu vindt iedereen dat we die kant op moeten. Het idee verspreidt zich als een olievlek en daar krijg ik veel energie van. Onderzoeksresultaten komen nu ook daadwerkelijk in de praktijk en dat is ook goed voor de kwaliteit van de zorg en komt dus ook ten goede van de patiënten. Zo leidt wetenschap tot beterschap.'
Hoe is die fascinatie voor Evidence Based Practice ontstaan?
'Van origine ben ik verpleegkundige, maar ik wilde dat niet voor altijd blijven doen. Ik bleek goed in leerlingen begeleiden en mensen overtuigen, daar wilde ik verder mee. Ik volgde de lerarenopleiding en kwam daarna per toeval te werken als onderzoeksassistent voor wetenschappelijk medisch onderzoek. Toen zag ik dat als artsen iets niet weten, ze onderzoek doen en het vervolgens wel weten. Ik dacht: dat kunnen wij verpleegkundigen, net zo goed. Dat hebben ze geweten in het AMC; ik blijk een ster te zijn in het onderuit halen van rituelen.'
Oh ja?
'Ja, ik heb voor mijn promotie allerlei onderzoeken gedaan naar allerlei zogenaamde rituelen in de zorg. Bijvoorbeeld: temperatuur meten na een operatie om infecties op te sporen. Ik heb in een diagnostisch onderzoek aangetoond dat het meten van de temperatuur artsen en verpleegkundigen juist op het verkeerde been zet. Vaak hebben patiënten wel een infectie, maar zonder verhoogde temperatuur. Het is dus beter om te kijken naar klachten en symptomen dan naar die temperatuur. Een ander voorbeeld: vroeger werden alle wonden na een operatie met katoenen gazen verbonden. Daarna is er een golf gekomen van nieuwe moderne materialen. Deze werden verkocht met de argumentatie dat patiënten met deze materialen minder pijn hebben en de verpleegkundigen ze minder vaak dienen te verwisselen. Deze nieuwe materialen waren wel veel duurder. Uit mijn vergelijkende onderzoek bleek echter dat die goedkope katoenen gazen toch beter zijn, ook tegen de pijn.'
Dus die worden nu ook niet meer gebruikt in het AMC?
'Het is inderdaad gelukt om die dure moderne materialen te weren. Het meten van de temperatuur na een operatie is echter een ritueel dat moeilijker te doorbreken blijkt. Vlak na het afronden van het onderzoek werden patiënten nauwelijks meer routinematig gemeten. Bijna iedereen hield zich eraan. Maar na verloop van tijd kunnen mensen terugvallen in hun oude gewoontes en tijdens een nameting bleek dat ook het geval. Nog genoeg werk aan de winkel dus.'